De bokser

Aan zijn neus herkende ik hem, hij in een rolstoel, ooit een grote sportieve vent van ca 2 meter. Altijd de lach en een goede mop. Hij, die in staat was je je eigen auto te laten kopen, een ras verkoper, optimist en levensgenieter.

Met zijn been tikte hij tegen mij aan waardoor ik naar hem keek. Hij grijnsde naar me en zachtjes hoorde ik hem zeggen dat hij mijn naam niet meer wist maar mij wel kende. Zijn neus dus, een grote dikke, overgehouden aan zijn boksverleden. Ik was hem tegengekomen tijdens mijn diensttijd. Een blauwe maandag heb ik gebokst, ik was daar slecht in, werd altijd kwaad als ik klappen kreeg. Een slechte zaak bij het boksen, dat kwaad worden. Hij had mij uitgelachen op een leuke manier, hij had gezien dat boksen niets voor mij was en plaagde me daar goedmoedig mee.

Nu zat hij daar in die rolstoel, zachtjes fluisterend omdat de kracht uit zijn stem was. Het afgelopen jaar had hij een tia gehad, daarna een zware hartaanval en hij bleek een ver uitgezaaide vorm van kanker te hebben. En toch, toch lachte hij nog. Hij was met een afscheidsronde bezig, zijn vrienden en kennissen gedag zeggen, vertellen wat hij ging doen. Toevallig trof hij mij.

Of ik nog wel eens had gebokst, ha, ha, hij wist het antwoord natuurlijk wel. Hij had mij laten zien waarom ik nooit zou leren boksen, tenzij ik me zou leren beheersen. Hij concludeerde dan ook dat ik me dus niet had leren beheersen. Nou, dat viel wel mee vond ik, maar hij schudde zijn hoofd. Je hebt het leren hanteren, je eigen onvermogen, maar je kunt je feitelijk nog steeds niet beheersen wed ik. Stof tot nadenken voor mij.

Met een vrolijke ondertoon vertelde hij dat niemand op zijn begrafenis hoefde te komen. Hij nam nu afscheid van iedereen, op zijn manier, hij koos de bij hem passende tactiek om afscheid van zijn leven te nemen. Want dat was wat hij ging doen. Hij koos zelf zijn moment. De kanker was onbehandelbaar gebleken, van de behandeling doodziek geworden. Als bokser weet hij heel goed wanneer een gevecht voorbij is, de handdoek gaat in de ring.

Zijn vrouw kwam uit de winkel, vrolijk type, ook groot en ook innemend. Ik vroeg hoe het met haar ging. Verbaasd reageerde ze, met mij? Met mij gaat alles goed. Ik kan hem helpen, hij laat dat toe. Het is heerlijk om samen afscheid te nemen van iedereen. En daarna? Weet jij wat er morgen gebeurd?

Nog meer om over na te denken.
We zwaaiden naar elkaar, ik had een brok in mijn keel. Hij was pas 66 jaar en nooit ziek geweest.